‘Wat levert het op?’, vroeg ik aan ouders van eerste communicanten. Onze maatschappij is toch ingesteld op of iets nuttig is of niet? Wat levert het op als je gelooft en naar de kerk gaat? De ouders schrikken even. De vraag is tamelijk direct en toch krijg ik van alle kanten reactie. ‘In de hectiek van alledag breng je wat rust als je naar de kerk gaat.
Anderen zoeken het in mindfulness of yogasessies of een af andere nieuwe hype, maar ik vind mijn rust hier.’ ‘Ik zag dat mijn dochtertje de zorg voor de natuur opschreef.’ ‘Ik vind mensen die me kunnen ondersteunen en ik hen.’ Mooi al die reacties. Ze hebben volgens mij allemaal te maken met ons geloof als we in deze weken Pasen vieren. En Pasen vieren we ook op deze tweede zondag van Pasen. Pasen vieren we vijftig dagen lang, tot Pinksteren. Iedere keer komt er weer een ander aspect van Pasen naar voren. Vandaag is dat barmhartigheid.
Levert Pasen barmhartigheid op? Hoezo! Wat is barmhartigheid dan? Barmhartigheid betekent niet dat je je over een ander heen buigt en meewarig hem of haar beklaagt. Dat is geen barmhartigheid. Barmhartigheid gebeurt veeleer wanneer je je hart laat raken, wanneer je je hart laat spreken. Daarvoor heb je rust nodig, zoals nu in deze kerk. Dan kun je anderen nabij zijn. Je hoeft niet altijd veel te doen, je moet wel aanwezig zijn. Zo vorm je een netwerk waarin je geborgenheid biedt.
Dat netwerk vormen wij samen. Dat netwerk noemen wij kerk. Augustinus, de patroon van onze parochie en van de norbertijnen, heeft zich totaal ingezet voor die kerkgemeenschap, met nadruk op ‘gemeenschap’. De eerste lezing die we gehoord hebben komt veelvuldig in zijn geschriften naar voren en met name in de Regel die hij voor religieuze gemeenschappen heeft geschreven en die ook door ons – norbertijnen – wordt gevolgd. ‘De menigte die het geloof had aangenomen was één van hart en één van ziel en er was niemand die iets van zijn bezittingen zijn eigendom noemde, integendeel, zij bezaten alles gemeenschappelijk.’ De apostelen – en wij mogen dit overnemen – legden hiervan getuigenis af. Ze deden dat vrijmoedig, niet gehinderd door wat mensen wel zouden zeggen, ook niet door negatief denken en zeker niet geblokkeerd door angst.
Dit alles levert ons heel veel op en we mogen het ook doorgeven. Wanneer er gesproken wordt van ‘één van hart en één van ziel’ dan gaat het dus om het innerlijk, ieders capaciteit om bij je hart te verwijlen, je hart te laten spreken, van harte te leven en met je hart bij de ander te zijn. Is er een mooiere omschrijving voor ‘barmhartigheid’?
En dit voel je. Je voelt het wanner iemand zonder eigen geheime agenda bij je is. Je voelt het wanneer iemand belangeloos is, er niets voor terug hoeft te hebben. Het is al weer enkele jaren geleden dat er in een van onze dorpen een vrouw geregeld in de war was. Parochianen hielpen haar en daarom hoefde ze niet definitief opgenomen worden in een inrichting. Ze bleef verbonden met mensen en zo heeft zij haar leven prachtig voltooid. En denken we eens aan al die belangeloze liefde die ‘gedaan’ wordt in een instelling als Laverhof? Het is vaak ontroerend.
Het bijzondere van onze katholieke kerk is dat die barmhartigheid ruimer beleefd wordt dan louter in van de ene mens tot de andere. Er zijn ook de grote wereldproblemen zoals het vluchtelingenvraagstuk. ‘Leg je hand maar in mijn wonden’, zegt Christus tegen de twijfelende Thomas. ‘Raak me maar in mijn kwetsbaarheid’, zegt Hij als het ware. Steek je handen maar uit naar waar Ik gewond ben onder mensen, in mensen, waar ook ter wereld. Dat is de consequentie van ons geloof dat God mens is geworden. Dat God dus onder mensen leeft, lijdt, valt, sterft en weer opstaat. Dat God ons de capaciteit heeft gegeven dat namens Hem te doen omdat Hij geen andere handen, geen ander hart heeft dan het onze. Dat maakt dat wanneer wij barmhartig zijn bij en voor een ander, God zelf barmhartig aanwezig is. Voorwaar een grote uitdaging, maar ook een cadeau, want dit mag ons fier maken in ons geloof!
Joost Jansen, Abdij van Berne