Dit is een verhaal over de ‘vita mixta’ van Jezus. U zult zich afvragen: wat is dat? ‘Vita mixta’ betekent ‘gemengd leven’. De uitdrukking wordt gebruikt voor religieuzen die noch monnik, noch louter actief zijn. Wij norbertijnen en andere kanunniken volgen dit ‘gemengd leven’.
Het is zowel apostolisch – er op uitgaan met de Blijde boodschap - als ook de rust van de bezinning binnen de veilige muren van de abdij.
Ik lees die ‘vita mixta’ in dit stukje uit het evangelie: Jezus flink aan de slag in al die ontmoetingen met mensen maar ook zijn bidden, diep in de nacht. Bijna twee uitersten, maar je mag ook zeggen: twee kanten van dit door God bewogen leven die elkaar keihard nodig hebben.
Het gebeurt me – wanneer ik in de zomer mij terugtrek in een Norbertijner priorij in Frankrijk – dat ik voel hoeveel pijn en leed ik van anderen heb opgenomen en nog amper heb verwerkt. Dan merk ik hoe belangrijk die pendelbeweging is: apostolisch leven en tevens het me terugtrekken in mijn hart, op een wat eenzamere plek, om alles weer voor God te brengen en me door zijn warmte te laten koesteren. Gebeurt dit, wat ik nu zo mooi schets? Ja dat gebeurt mij. Het is misschien wat mooi verwoord, maar het is wel waar en ik weet dat ik niet de enige ben met diezelfde ervaring. Alleen durft men er niet altijd over te praten. Jammer, want we zouden er veel mensen prima mee kunnen helpen.
Er is namelijk veel leed onder mensen, en velen blijven er mee zitten. Hoe meer mensen zich afzonderen van anderen – en die tendens is groeiend – des te lastiger wordt de verwerking ervan. De zoon van Karel is verongelukt. Hij laat vrouw en twee puberkinderen achter. Karel sluit zich op. Hij raakt op slot. Niemand begrijpt zijn verdriet, vindt hij. Natuurlijk niet, dit is ook niet te begrijpen. Moet je ook niet willen. Dat is de verkeerde weg. Ik ken iemand die naar Karel is gegaan, keer op keer. Karel kon steeds hetzelfde verhaal vertellen. Hoe onrechtvaardig dit is, hoe dit niet mag. U herkent ongetwijfeld deze taal. Maar zijn tochtgenoot bleef komen, liep met hem mee. Het verdriet van Karel is niet gesleten, is niet minder geworden (allemaal goed bedoelde troostwoorden), zijn pijn is hetzelfde gebleven, misschien wel sterker geworden (wie weet), maar hij heeft er mee leren leven. Hij is er doorheen geleefd. Jezus doet niet veel anders: Hij neemt de schoonmoeder van Petrus bij de hand, en ze staat op. Hoe eenvoudig, maar je moet het wel durven. Want het vraagt vettrouwen, en risico nemen.
Hoe leer je dat? Door te oefenen in de stilte, diep in nacht. Dat staat er in het verhaal van Jezus. Bij God blijven, durven blijven. Ook een kwestie van vertrouwen en risico nemen. Ik denk niet dat het dan gaat om in lange gebeden te proberen God om te turnen, Hem te bewegen om met een toverstokje de ellende terug te brengen tot een paradijs. Ik denk dat God vaak evenzeer huilt om zijn wereld, om de zoon van Karel, om de broer van Mohammed die verdronken is in de Middellandse Zee. De eenzame plaats, diep in de nacht, is de plek waar je bij deze verdrietige God kunt blijven, je wordt partner van Hem in het verdriet, om ook partner te worden in het nieuwe begin. Want uiteindelijk kun je en mag je alles terugvoeren op de dynamiek van de verrijzenis. Ook dat is een kenmerk van de ‘vita mixta’ van dat ‘gemend leven’.
Is dit voor iedereen weggelegd? Of is het slechts voor religieuzen en enkele religieus ingevoerde vrouwen en mannen die wat meer aandacht aan hun geestelijk leven besteden? Het zoeken naar harmonie tussen flink actief zijn in het maatschappelijk bestel aan de ene kant en aan de andere kant het inbouwen van momenten van bezinning, van gebed, is voor iedereen.
Ga maar eens te rade bij de mensen van mindfulness. En dan te weten dat die mindfulness die zo ‘in’ is, al in het evangelie van vandaag (en op veel bladzijden van de bijbel) aanwezig is. We hoeven alleen maar te ontsluiten wat we als christenen allang aan rijkdom in huis hebben. En dat is je leven ten volle oppakken met en voor anderen en tevens die momenten koesteren waarop je trouw blijft aan Hem die naar ons blijft verlangen. Het gaat dus steeds om trouw aan zijn aanwezigheid, in de stilte van het gebed én in alles wat we doen.
Joost Jansen, abdij van berne