“Stonden er vroeger echt zoveel heiligenbeelden in de woonkamer? “
Vol verbazing kijk ik rond in de Brabantse boerderij zoals die tot de jaren 50 in gebruik zou zijn geweest. Boven de haard en op de meubels staan beelden in alle denkbare variaties.
Meer foto's
Van het Allerheiligst Hart van Jezus tot een Jezus die zijn armen wijd openslaat, Jezus die met twee vingers een zegenend gebaar maakt en Jezus met aureool om zijn hoofd. Naast Jezus staat een wenende Maria, een Maria die haar ogen naar de hemel opslaat en een Maria met een kroon op haar hoofd. Josef staat vaderlijk naast de kleine Jezus, met de kleine Jezus op de arm of naast Jezus en Maria onder een stolp. Voor heiligen met dieren zoals Franciscus is er plek boven de haard of op het randje naast het raam. Boven de deur hangt een kruis waaraan een beeld van Jezus genageld is. Of dat allemaal niet genoeg is hangt naast de bedstede een wijwaterbakje en een rozenkrans.
“Jaha,” zegt de gids, “Zo zag de boerderij er van binnen echt uit. Het Rijke Roomse leven, he?”
De devoot glimlachende en gepijnigde heiligen horen bij het dagelijks leven. Net als de honger van de knecht en de meid. Ze werkten hard maar ze kregen niet genoeg te eten. De gids vertelt dat het brood van de boerderij werd bewaard boven de bedstede. Vlak voordat de boer en boerin van huis weg gingen werd de 'mik' opgemeten. Mocht er na thuiskomst een paar centimeter van het brood verdwenen zijn werden de knecht en de meid aangesproken. “Hebben jullie van de 'mik' gegeten? Hij is vier centimeter korter dan vanmorgen.”
Voor de knecht en de meid zit er niets anders op dan te bekennen dat zij van het brood hebben gegeten. Dan volgt waarschijnlijk een harde maar rechtvaardige straf.
Altijd zijn er voor de knecht klusjes te doen rond de boerderij want ledigheid is des duivels oorkussen. De meid wordt in haar vrije tijd bezig gehouden achter de naaimachine.
“Nietsdoen bestond niet. Maar het leven van de meid was beter dan dat van de meisjes van Verkade. De fabrieksmeisjes,” grijnst de gids veelbetekenend.
In de 'goeikamer' wordt meneer pastoor ontvangen. Deze kamer is alleen in gebruik bij speciale gelegenheden. Om de buren te laten zien dat er belangrijk bezoek is wordt de lat van het gordijn schuin tegen het raam gezet. De gids doet even voor hoe dat er uitziet. De schuine lat is een teken voor de buren dat ze even op een afstandje moeten blijven.
“Dit is Brabant,” zegt de gids. “Daar is de achterdeur niet op slot. Iedereen kan binnenlopen.”
Maar liever niet als meneer pastoor op bezoek is. Er zijn voldoende andere gelegenheden waarop de buren elkaar kunnen controleren. De knecht en de meid werken intussen hard door. Door het ruitje naast de haard, het spionnetje, houdt de boer zijn acht koeien in de potstal in de gaten.
In de warme ruimte naast de museumboerderij zit een groepje vrijwilligers dat graag wil vertellen over het Brabants verleden. Er staan witte plastic bekertjes, suikerzakjes en flesjes koffiemelk op de lichthouten tafel. Een man komt naar me toe.
“Je hebt net verhalen gehoord over de goede oude tijd?”
In zijn ogen staan tranen.
“Zo goed was die oude tijd niet hoor. Ik hoop dat hij nooit meer terugkomt. Ik ben 86 en ik ben zo blij dat ik nu leef.”
De kamer ruikt naar koffie en een van de vrijwilligers vraagt of ik een 'bekske' wil. Terwijl ik bedank voor de koffie blijft de man doorpraten. Zijn ogen worden nog natter.
“Zo goed was die tijd niet. Ik heb het meegemaakt.”
Ik geloof hem op zijn woord. Er zijn vast meer versies van het Rijke Roomse leven. 'Tis Wa'.
Tekst: Marienelle Andringa
Foto: Wim van der lubbe