Vorige week zaten we met een twintigtal mensen uit onze grote parochie bij elkaar en één van de vragen was: welke prioriteiten hebben we in 2019? Diakonie, jongeren, zorg voor een goede communicatie. Iemand bracht in: onze bisschop De Korte wil toch dat alles wat je doet in het licht van ‘evangelisatie’ komt te staan?
‘Wat is dat?’, vroeg een ander. ‘Dat in alles wat je doet en zegt de Blijde Boodschap doorkomt. Dat het opbouwt en niet afbreekt.’ Afbreken is zo gemakkelijk, laat maar een paar granaten ontploffen of ander gevaarlijk spul en we zien op de televisie de verschrikkelijkste taferelen: Gaza, Jemen, een spoor van drugsafval of het slopende gevaar van de milieucrisis. Dit laatste gaat wat langzamer maar werkt langer door. ‘Als we zo doorgaan dan is onze aarde geen lang leven beschoren’, zeggen onheilsprofeten.
De verhalen die ons vanuit de bijbel vandaag worden voorgehouden zien we als het ware voor ons. Wie vertrouwt is met ‘gamen’ – u weet wel die spelletjes op de computer - kan zich nog meer scenario’s voorstellen. Hele veldslagen worden gespeeld. Apocalyptisch noemen we dit, scenario’s die te maken hebben met het einde van de wereld. Is dit ook het einde? Dat kan ik moeilijk geloven en ik word gesteund door de boodschap van Jezus.
Als de nood het hoogst is, is de redding dichtbij. Een uitdrukking die voortkomt uit ervaringen van mensen. Niet dat het altijd zo is, wat natuurlijk jammer is, vaak gebeurt het echter wel. Hoe dat kan? Ik denk dat het te maken heeft met – wanneer de nood het hoogst is - je aandachtiger wordt, alerter. Ik denk dat je zo gespitst bent op ieder sprankje hoop dat je in het kleinste teken een bemoediging leest. Kijk eens goed naar de takken van de bomen nu de bladeren bijna gevallen zijn: je ziet al knoppen die pas over enkele maanden nieuw blad zullen geven. Je moet het wel willen zien…
Wat hebben we hiervoor nodig? Ik blijf luisteren naar deze verhalen en dan hoor ik over een Mensenzoon die komt. Een Mensenzoon, geen Sinterklaas die met zijn Pieten overal strooigoed achterlaat en misschien met een overvloed aan cadeautjes. En als Sinterklaas weg is, komt de soms grauwe realiteit weer terug. Neen, onze Bijbel heeft het over een Mensenzoon. ‘Dat zal Jezus wel weer zijn’, verzucht iemand. Dat kan Jezus zijn, en zo is het meestal bedoeld. Jezus gebruikte de naam Mensenzoon voor zichzelf om… niet te hoeven op te vallend. Hij wilde onder de mensen zijn en van binnenuit de samenleving hervormen. Hij zag zichzelf als heraut van een Goede en Blijde Boodschap, een positief verhaal. Hoe groot de rotzooi in onze wereld ook is, hoe slecht het er soms aan toe is, alleen mensen kunnen hierin verandering brengen. Niemand anders. God doet het niet voor ons. God geeft ons wel kracht en inspiratie.
Er zijn veel tegenkrachten. Je hoeft echt niet naar Zuid-Soedan te gaan waar gisteren een jonge pater jezuïet vermoord is omdat hij drager is van die Goede en Blijde Boodschap. Tegenkrachten zijn er ook in onze omgeving. Durven wij getuigen van onze hoop en ons geloof daar waar we gewoonlijk zijn. Of verschuilen we ons achter de mededeling dat het leuk is om te zingen en je daarom maar bij een kerkkoor bent gegaan? Om maar een voorbeeld te noemen. Ik meen dat de tijd dat het katholieke geloof in onze streek gemeengoed was, nu wel voorbij is. We zullen in ons mogen laten groeien dat we zelf die zoon van mensen, die dochter van mensen kunnen zijn. Gewoon onder de mensen zijn met een hoop, een geloof, een liefde die we van God ontvangen, telkens weer.
En er dan aan werken. Jullie en ik kunnen genoeg mooie woorden gebruiken, het gaat er ook om dat we de handen uit de mouwen steken. Paus Franciscus heeft van deze zondag, de zondag van de armen gemaakt. Onze inzet voor de kwetsbare mensen is de testcase of we die Goede en Blijde Boodschap goed en blij uitdragen. Ieder van ons weet dan echt wel wat hij of zij kan doen. Kijk maar goed rond. Het hoeft allemaal echt niet zo heftig te zijn als in het evangelie en in de media van onze dagen wordt geschilderd. Er is echter wel genoeg te doen, genoeg te hopen, genoeg te beminnen.
Joost Jansen – Abdij van Berne