Overweging op Driekoningen
Bij een kraamvisite neem je iets mee, zo hoort dat. Jonge ouders komen vaak om in de babykleertjes. Sommige bezoekers zijn zo slim om een broekje of truitje mee te nemen voor als het kind negen maanden oud is, ‘in het vore’ zeggen we dan.
Ik ken het gebruik van ‘d’n kromme erm’: je neemt in een mand die je aan je gebogen arm kunt hangen allemaal etenswaren mee die een jonge moeder goed kan gebruiken om aan te sterken: meel, boter en stroop voor pannenkoeken, confituur, wat lekkere koekjes en natuurlijk anijs, want dat schijnt goed te zijn voor ‘het zog’.
Niets van dit alles bij de drie koningen, de drie wijzen uit het Oosten. Zij komen met drie bijzondere gaven: goud, wierook en mirre. Het zijn dure gaven. In ieder geval laten ze zien dat ze wat van hun rijkdom willen afgeven. Het kost hen wat. Het is bepaald niet het ‘penninkske van de weduwe’, het zijn vorstelijke gaven. We weten niet wat Jozef en Maria met deze gaven gedaan hebben. Maar daar gaat het ook niet om in dit verhaal. Maar waar gaat het dan wel om? Gaat het om te laten zien dat de geboorte van Jezus geplaatst wordt in het kader van een wereldgeschiedenis? De wijzen – of het nu koningen zijn of niet, in ieder geval zijn ze koninklijk – komen van over de grens. Zij zijn vertegenwoordigers van andere volkeren. Dat wil trouwens ook de eerste lezing uit de profeet Jesaja ons zeggen: ‘Volkeren komen af op uw licht, koningen op de luister van uw dageraad.’ De schrijver van het evangelie aan het einde van de eerste eeuw weet al dat de boodschap van Jezus niet alleen de joden bereikt heeft maar veel meer de Grieken en andere volkeren. Matteüs wil zeggen tegen zijn tijdgenoten: wat jullie nu meemaken zit ook in de oorsprong, zit in wat in die stal van Betlehem bij de geboorte van Jezus is gebeurd.
Maar het verhaal van de gaven van de drie wijzen kan ook verteld worden om ons te inspireren onze gaven aan te brengen. Wat gebeurt er als je iemand iets van je zelf geeft? In ieder geval heb je die ander op het oog. Je blijft niet in je eigen kleine wereldje steken. Je richt je op die ander en kijkt wat die ander nodig heeft. Er groeit een band tussen de drie wijzen en het jonge gezin in die stal van Betlehem. Je verandert aan elkaar. Het is dus te begrijpen dat de drie wijzen Caspar, Melchior en Balthasar via een andere weg teruggaan…
Wat kunnen onze gaven zijn? Het hoeft niet altijd materieel te zijn. Het is geen aanmoediging om straks bij de collecte eens flink in de buidel te tasten (hoewel daar niets mis mee is). Die gaven kunnen wellicht ook onze goede voornemens zijn. Het kan onze innerlijke motivatie zijn om anderen nabij te zijn. In onze samenleving hebben we de verzorgingsstaat achter ons gelaten. We kunnen niet meer zeggen: vadertje Staat zorgt wel voor ons. Neen, allen moeten we participeren. Op ieder van ons wordt een beroep gedaan, mantelzorger of niet. Zo is het ook met onze parochies. De pastorale zorg aan mensen, de hele parochieorganisatie en -infrastructuur kan niet overgelaten worden aan de pastoor of andere pastorale krachten. Ik kan echt niet overal opdraven. We zullen samen voor die kerkgemeenschap, die familie van God, moet zorgen. En dat vraagt ook inzet. Dat vraagt om gaven van tijd, van hart en handen. Dat vraagt om ons goud, onze wierook, onze mirre.
Maar… er is een keerzijde, een hele positieve keerzijde. Wat je geeft, dat wat je van je zelf geeft, wordt omgevormd in betrokkenheid, in vriendschap, in liefde. Niemand weet hoe het verder met die drie wijzen is verlopen. Dat is ook niet zo belangrijk, zij hebben hun boodschap afgegeven. Belangrijker is veeleer hoe het met ons verder verloopt. Hoe wij anders, geïnspireerder naar huis terugkeren. Hoe het verder gaat op de plekken waar wij leven. Nemen we onze verantwoordelijkheid? Brengen we daadwerkelijk goud, wierook en mirre aan? Staat goud voor onze materiële bijdrage? Staat wierook voor de innerlijk aandacht van het hart voor God? Staat wierook voor aanbidding en gebed? Staat de mirre voor de hoop op een leven al het dodende voorbij? Laten we bij alle goede wensen die we in deze dagen uitspreken ook onze persoonlijk gaven aanbrengen. Goud, wierook en mirre…
Joost Jansen, abdij van Berne